Dit is het eerste interview in de serie ‘Dorpsportretten in Randwijk’.
De vragen zijn bij elk interview hetzelfde, maar niet iedereen zal er even uitgebreid op antwoorden.
Truus van Schaijk gelukkig wel. Zij werd geboren in 1925 en is voor zover we weten op dit moment de oudste Randwijker.
Daardoor kan ze veel vertellen over ons dorp en hoe het leven hier vroeger was.

“Nu denk ik: we waren toch gek ook!
Al dat werken…”

Truus van Schaijk, 96, over de tijd dat er nog geen stofzuiger, wasmachine of kraan was.

 

Mijn grootvader was van 1845

Hoe komt u terecht in Randwijk?

Mijn ouders kwamen uit Zetten. Ze huurden een huisje aan de Nijburgsestraat toen ik geboren werd. Dat huis dat nu net opnieuw gestuct is. Toen ik tien maanden oud was verhuisden we naar dit huis aan de Achterstraat. Hier heb ik leren lopen. Ik ben altijd enigst kind gebleven, mijn vader stierf al snel. Aan de ene kant van het huis woonden wij met z’n drieën, aan de andere kant mijn oom en eerst ook mijn grootouders. Mijn grootvader, van 1845, was blind en doof, maar die is wel 90 geworden. Hij stierf in 1934.

We trouwden in de noodkerk

Woont u met anderen in huis?

De houten noodkerk van Randwijk in aanbouw, 1946.

Vroeger woonde ik hier natuurlijk met mijn man en later ook de kinderen. Ik ontmoette hem denk ik bij de bazar van de schietvereniging. Hij was klompenmaker in Zetten. Ik zei tegen hem: ‘Als je me ‘s zondags wilt zien moet je maar bij mij komen, want ik laat mijn moeder niet alleen.’ Toen kwam hij langs. We hadden twee jaar verkering voordat we trouwden, in 1950. In de houten noodkerk die hier in 1946 werd neergezet, net na de oorlog. Hij overleed aan een hartaanval, net als mijn zoon later. In het huis hiernaast woont mijn schoondochter. Maar er komen veel mensen langs hier hoor, heel gezellig.

We hadden geen stofzuiger. Geen wasmachine. Geen kraan.

Waaraan besteedt u uw meeste tijd?

Vroeger waren we allemaal dwangmatig aan het werk. Soms stond ik om vijf uur ’s morgens al de ramen te zemen, voordat de kinderen wakker waren. De grote schoonmaak was hard nodig want we stookten met kolen, dus in het voorjaar was alles vies. De dekens moesten uitgeschud worden. We hadden geen wasmachine, geen stofzuiger, geen leidingwater.

Maandag was wasdag. Dan ging ik ’s morgens naar de waterput aan de overkant van de weg, want met pompwater kon je niet wassen. En dan aan de gang. Eerst de was weken. Dan water koken in een grote pan op het petroleumvuur. Wassen, chloor, blauwsel, wringen, ophangen, afhalen, vouwen. Altijd maar werken. Nu denk ik wel eens: ‘We waren toch gek ook! Al dat werken…’ Je werkt om te leven, maar toen was het andersom. Er waren vrouwen die elke week de ramen zeemden! Ik weet niet waarom.
Nu puzzel ik veel. Ik kan weer boeken lezen sinds mijn staaroperatie, dat is een zegen. Een tijd lang kon ik alleen nog de e-reader lezen, maar een boek is veel fijner. En ik brei veel. Babysokjes. Voor de achterkleinkinderen.

Kijken over de weilanden tot aan de Rijn

Wat is uw lievelingsplek in het dorp?

Deze plek is heerlijk. Mijn huis, zo aan de rand van het dorp, niet er middenin. Ik wil ruimte. Rust. Dat heb je hier. Niet tuintje aan tuintje. Mijn man stond graag op de dijk. Dan keek hij over de weilanden tot aan de Rijn. Dat deed hij wel een paar keer per dag.

Er werd wel eens een tractor opgeblazen door een mijn

Welke gebeurtenis in Randwijk staat u in het geheugen gegrift?

De oorlog natuurlijk. Eerst merkten we er niet zoveel van. Je zag hier haast geen Duitsers. Maar er lagen wel mijnen. Hier op de dijk en bij de bocht van de Nijburg. Er waren veel onderduikers, jonge mannen die niet naar Duitsland wilden. Joden waren hier niet. Eentje, de slager Cohen in Zetten. Vlak voordat we geëvacueerd werden stortte er hier een brandend vliegtuig neer op een grote boerderij aan de Nijburgseweg. Die brandde helemaal af. Toen we terugkwamen na de evacuatie, we zaten in Eindhoven, was alles kapot. Er zat geen dakpan meer op het dak en onder het bed lag een dood varken. Wat een stank! Ik moest op de zolder slapen maar daar zaten zoveel muizen dat ik halverwege de nacht mijn matras meesleepte naar beneden. De kersen waren rijp, maar we durfden ze niet te gaan plukken omdat we niet wisten of er nog mijnen in de tuin lagen. Er werd wel eens een tractor opgeblazen die erop reed. En de huisjes van de woningbouw hadden tot de vensterbanken onder water gestaan omdat de dijken waren doorgestoken. Die liggen het laagst. Wat hebben we moeten werken om alles weer bewoonbaar te krijgen.

Truus van Schaijk: ‘Er is al zoveel veranderd hier!’

Een dag met een gouden randje

Doet u wel eens mee aan activiteiten in het dorp?

Nee. Vroeger ging ik wel altijd naar de kerk, maar tegenwoordig helpt Mauritz me elke zondag om de dienst op de televisie te bekijken via internet. Er was een groepje van vijf vrouwen, allemaal alleen, met wie ik altijd koffie dronk achteraf. Ik ben als enige over. Dat is wel een nadeel van ouder worden. Iedereen valt weg. Maar toen ik 95 jaar werd, vorig jaar, toen hebben de kinderen en kleinkinderen er wel zo’n feest van gemaakt! Vanwege de corona mocht er geen feestje komen he. Ik moest voor het zijraam gaan zitten en toen kwamen er zoveel mensen langs om me te feliciteren! Geweldig was het. Toon en Fred als eerste, daarna alle anderen, hier uit het dorp, maar ook mijn dochter uit Duitsland, mijn kleindochters deden een dansje voor me, eentje versierde de ruit mooi, mijn achterkleinkind was er… Oh, het was echt een dag met een gouden randje!

Zo ging dat toen: meisjes hoefden niet verder te leren

Wat kunt u goed genoeg om er andere mensen mee te helpen?

Ik deed thuis het huishouden, maar ik hielp ook bij anderen. Ik heb goed leren naaien en breien. Daarmee kon ik ook wat verdienen. Dat moest ook wel, want toen mijn vader overleden was moest ik het huishouden regelen. Uitkeringen waren er natuurlijk niet. Ik werd op mijn dertiende van school gehaald. Dat heb ik mijn vader nooit kwalijk genomen, zo was dat in die tijd. Ik kon goed leren hoor. Meester kwam nog wel langs om te vragen of ik door mocht leren, maar daar was geen geld voor. En voor meisjes vonden ze dat toen ook niet belangrijk. Zo ging dat toen. Naaien en breien dus, dat kan ik goed.

Een bus met 60 mensen

Als u maar 1 herinnering zou mogen meenemen naar het hiernamaals, wat zou dat dan zijn?

De geboorte van de kinderen. Alle zeven. Een dochter en een zoon zijn inmiddels overleden, net als mijn man. Maar als ik nu al mijn nazaten bij elkaar zou zien, dan zou ik toch een bus vol hebben met zestig mensen. Dat is toch bijzonder he, voor een enigst kind. Ik zeg ook altijd tegen jonge mensen: geniet er nou van, ze zijn groot voordat je het weet. Niet altijd maar werken, maar naar ze kijken als ze leren lopen en gaan praten. Ik werkte ook veel, maar ik had altijd de kleintjes om me heen, ik zag alles.

Niet blijven zeuren

Welke goede raad zou u uzelf als kind mee willen geven?

Je hebt het niet voor het zeggen als het om je kinderen gaat he. Maar als je het ergens niet mee eens bent, dan kun je één keer zeggen wat je ervan vindt. Maar je moet niet blijven zeuren, dan ben je ze kwijt.

Er is al zoveel veranderd

Als u een toverstokje had, wat zou u dan willen veranderen?

Er is al zoveel veranderd! De kerken zijn ook iets soepeler tegenwoordig, dat vind ik wel goed. Tja, veranderen… Ik doe nooit mee aan loterijen of zoiets, want ik zou niet weten wat ik met het geld moest als ik iets won. Maar laatst zei iemand tegen me: ‘Dat weet je wel! De toren weer op de kerk en de molen terug in Heteren, dat zou mooi zijn, zeg jij altijd.’

Het lijken wel fabriekjes op poten

En als u dat zelf zou moeten veranderen, waarmee zou u dan beginnen?

Ik hoef niks te veranderen. Ik ben altijd blij met mijn opgeruimde karakter geweest. Mijn oom, die naast ons woonde, was altijd somber en zag altijd problemen. Pas veel later dacht ik: wat moet die man een ongelukkig leven hebben gehad, met z’n pessimisme. Ik hoef niks te veranderen. Ik ben tevreden. Wat ik wel akelig vind is hoe de dieren tegenwoordig worden behandeld. Vroeger had iedereen twee varkens, die slachtte je in november. We hadden een koe en tien kippen. Iedereen had dat, om van te kunnen eten. Als je zeven koeien had was je een rijke boer. Dat waren zo’n beetje huisdieren. Als ik nu zie hoe die dieren worden gehouden, zoveel koeien bij elkaar, dan lijken het wel fabriekjes op poten. Ik vind het zielig.

Nee is ook een antwoord

Welk inzicht maakt uw leven fijner?

Wees tevreden met wat je hebt. Dat is zo belangrijk. De jeugd denkt vaak maar aan geld, geld, geld en ze vindt alles vanzelfsprekend wat ze hebben. Maar dat is het niet. En ook: als je hulp nodig hebt moet je dat vragen.
Nee is ook een antwoord.

‘Mijn huis vind ik het mooiste plekje van Randwijk.’