‘Je moet het verleden kennen om vooruit te kunnen’

De barakken werden bestemd voor de Molukkers

Hoe ben je in Randwijk terecht gekomen?

Op mijn geboortebewijs staat als plaats van geboorte ‘Aan boord van de SS Asturias’. Dat was het schip waarmee mijn ouders en tientallen andere gezinnen uit de Molukken naar Nederland werden gehaald. Dat was omdat mijn vader bij de KNIL had gezeten en hier zou worden gedemilitariseerd. Ik was dus nog een baby toen ik op 16 mei 1951 aankwam in de haven van Amsterdam. We werden door de overheid ondergebracht in leegstaande kampementen en barakken, eigenlijk zoals dat nu ook gebeurt met vluchtelingen.

In mei 1954 werden de barakken in Randwijk bestemd voor de Molukkers. Woonoord De Haar werd het genoemd.
Ze stonden op de plek waar nu het voetbalveld is, naast De Haar. Ik was drie toen we daar kwamen wonen. We hadden met ons gezin al op vier, vijf plekken gewoond. De Haar was een voormalig DUW-kamp, door de overheid meteen na de oorlog neergezet door de Dienst Uitvoering Werken. Eerst woonden er arbeiders in die moesten helpen met de wederopbouw. Daarna zaten er gerepatrieerde marinemensen in. Na een tijdje leeg te hebben staan kwamen er Molukse gezinnen in. We woonden er met gemiddeld 26 gezinnen, zo’n 120 mensen. Andere Molukse gezinnen werden ondergebracht in oude kloosters en ook in Westerbork, het voormalige concentratiekamp. Dat waren veel grotere kampen.
In 1968 werden de barakken van Woonoord De Haar afgebroken. Ik was toen twaalf, ging naar de middelbare school. Wij verhuisden naar een huurwoning aan de Kerkstraat. Er bleven maar vijf Molukse gezinnen in het dorp wonen, de rest ging naar Tiel, Opheusden, Culemborg of Apeldoorn.

Vanuit ons traditionele ‘rumah tua’ zo verbonden met De Haar

Woonde je met anderen in huis?
Ik was de oudste van zeven kinderen in ons gezin, zes jongens, een meisje. Maar de andere kinderen van het kamp en de andere families hoorden ook echt bij ons, bij elkaar. Wij, als Molukkers, voelen ons altijd verantwoordelijk voor alle kinderen en iedereen zorgt voor elkaar. Woonoord De Haar herinner ik me als een vriendelijke, veilige plek waar we de eerste tijd in afzondering woonden.

We kennen een principe dat in Nederland niet bestaat: het ‘rumah tua’, het clanhuis. Het is het huis waar jij, je ouders en je voorouders thuishoren. Broers, zussen, neven en nichten, alle familie is er altijd welkom, het is ook hun huis. Het is verbonden met de grond waarop het staat. Voor mij is De Haar wel niet mijn ‘rumah tua’, dat staat op de Molukken. Maar het is wel de plek waar ik ben opgegroeid met mijn ouders, het huis van mijn ouders en ons. Misschien voelen we ons vanuit deze traditie ook nog steeds zo verbonden met De Haar, deze plek in Randwijk.

Iedereen kende elkaar

Waaraan besteedde je je meeste tijd?

De Molukse kinderen voor een barak in Woonoord De Haar

In het kamp was een kleuterschool, met juffrouw Es Risamassu. Zij woonde samen met tante Lien Ayawailah. Ik leerde sokken te stoppen van haar. Ik voetbalde bij EMM. Mijn vader had de praat aan de kont, die sprak met iedereen en iedereen was welkom bij ons thuis. Ik was dus een gewone scholier, met Randwijkse vriendjes. Thuis werd Maleis en Nederlands gesproken. We hadden een grote vriendengroep; iedereen kende elkaar van de School met de Bijbel, waar wij ook naar toe gingen. Rijk Doezejager, van de dijk, was mijn vriend. Zijn vader was fruitteler. We hielpen soms mee op zijn land, met paard en wagen, om die bomen te bespuiten. En verder; ik was verliefd, dus de meeste tijd ging in mijn verkering zitten.

De samenleving voedde je op

Wat is je lievelingsplek in het dorp?

Het kamp, waar nu het voetbalveld is. Ik had er een onbezorgde jeugd, het was een beschermde wereld. Jongens uit het dorp kwamen bij ons op het kamp spelen en lekker eten. Je was alert op de oudere kinderen, die mochten je bestraffen als je iets verkeerd deed. De samenleving voedde je op. Dat deden de oudere kinderen in het dorp ook. Ik vind het nog steeds vreemd dat mijn kind en nu mijn kleinkind niet in de gaten wordt gehouden door mensen uit de buurt waar ik nu woon, in Deventer. Dat gevoel van saamhorigheid had ik veel meer hier, in het dorp, dan in de stad.

De ruzies gingen tussen protestant en katholiek

Welke gebeurtenis in het dorp staat in je geheugen gegrift?

Knokken! De ruzies speelden niet tussen geboren Randwijkers en ons als nieuwkomers, dat ging tussen protestant en katholiek. De verzuiling was heel sterk. Wij in het kamp waren protestant, doordat de Nederlanders in 1600 op de Molukken waren geweest om ons te koloniseren. Onze eigen religie bestond niet voor die VOC-lieden, dus maakten de missionarissen ons als volk protestant. Hoe dan ook: de katholieke jongens moesten op de fiets naar school in Indoornik. Die kwamen dan langs het kamp. Daar belaagden we ze. We trokken ze van de fiets. We waren geen lieverdjes hoor. Jongens! Het spijt me nu wel dat we dat deden. We voetbalden wel samen, wij waren als Molukkers een tijd lang de enige protestanten bij EMM. Later ging mijn broertje ook naar de katholieke school, omdat we die beter vonden.

Ik heb geen verschillen gevoeld

Deed je wel eens mee aan activiteiten in het dorp?

Natuurlijk! Ik voetbalde bij EMM. Ik voelde me volkomen op m’n gemak in het dorp, heb geen verschillen gevoeld.
We gingen naar de kerk, maar dat was in het zaaltje naast de oude kerk, met een Molukse dominee die het hele land doortrok om te preken bij Molukse gemeenschappen. We zongen in het Maleis. Nog steeds vind ik dat mooier dan dezelfde gezangen in het Nederlands. Ik was er trouwens ook bij toen hier in oktober 2021 MFA De Haar officieel werd geopend.

Niet denken in wij en zij

Wat kun je goed genoeg om andere mensen mee te helpen?

Ik zat in de kerk met protestanten, ik voetbalde met katholieken, ik sprak Nederlands en Maleis. Wat ik daardoor heb geleerd is om verbindingen te leggen. Niet meegaan in denken in wij en zij. Als ik zie hoe warm en hartelijke Randwijk zich ontwikkelt ben ik blij en trots dat ik bij de ingang van De Haar een tekst mocht schrijven over het Molukse perspectief in het Randwijk van nu.

‘Wij kennen je vader en je moeder’

Als je maar een herinnering mee zou mogen nemen naar het hiernamaals, wat zou dat dan zijn?

Het was tijdens de treinkapingen in Drenthe in de jaren ‘70. Een paar Molukse jongemannen wilde met die treinkaping aandacht vragen voor de situatie van de Molukkers in Nederland. Die wachtten nog altijd tot de Nederlandse regering hen een veilige terugkeer naar een zelfstandige Molukse staat, de RMS, de Zuid-Molukse republiek, zou geven. In die tijd werden opeens alle Molukkers gezien als notoire kapers. Zelf woonde ik toen al in Culemborg, waar ik studeerde. Maar toen ik een weekeindje bij mijn ouders op bezoek kwam werd ik op de Prins Bernardstraat aangesproken door oude bekenden. ‘Frans, je moet je geen zorgen maken over je ouders. Wij kennen je vader en je moeder, hun zal niks gebeuren,’ beloofden ze. Dat was heel fijn. In andere dorpen werden in die tijd wel eens ruiten ingekeild bij Molukkers.

Voor elkaar klaarstaan, dat voelde ik door die geruststellende opmerking. Wij noemen dat ‘masohi’. In Twente noemen ze het ‘noaberschap’. Zorgen voor elkaar.

De kracht voor de toekomst zit ‘m in gezamenlijkheid

Welke goede raad zou je jezelf als kind mee willen geven?

Wij hebben een gezamenlijk verleden, heden en toekomst. Wij zijn bij elkaar hier, in dit land, omdat jullie Hollanders 400 jaar gelden bij ons waren. We dragen allemaal de gevolgen van ons gekoloniseerde verleden, als heerser of als overheerste. Maar als we in dat verleden blijven hangen denken we uit angst of uit macht. De kracht voor de toekomst zit ‘m in gezamenlijkheid. Mijn kleinkind is een kind uit een gemengde relatie. Dat is de toekomst, daar kom je alleen als je het verleden loslaat maar niet vergeet. Als je niet meedenkt over je toekomst, maakt iemand anders die voor je.

Eendracht Maakt Macht. Die naam zegt het al

Wat zou je willen veranderen?

Ik zou die gezamenlijkheid willen versterken. Dat gaat niet vanzelf en dat blijft niet vanzelf gaan. Het helpt al om niet meer terug te gaan naar de ouderwetse discussie wie ‘oorspronkelijke bewoners’ zijn. Daar kom je nooit meer achter: bijna iedereen hier heeft wel voorouders in een ander deel van de wereld, vaak zonder dat te weten. We moeten kijken naar hoe we samen iets nieuws kunnen bouwen met de mensen die hier nu zijn. Je moet dat samen doen. EMM, Eendracht Maakt Macht, die naam zegt het al! Eenheid in verscheidenheid.

Het kan wel

Welk inzicht maakt je leven fijner?

Ik zie de samenwerking hier gebeuren. Diversiteit, in De Haar. Daar ben ik blij verrast over en trots op. Het kan wel, denk ik dan.