Paula van Lingen: “Sinds september 2015 woon ik in de Achterstraat en ben ik om het met Bruce Springsteen te zeggen: working on a dream. Die droom is: een eetbaar paradijs voor mens en dier. Verder ben ik bijna altijd gelukkig buiten.”

In ‘De Achtertuin’ van de Randwijker vertelt enthousiast tuinierster Paula van Lingen wat zij zoal tegenkomt in haar Randwijkse natuurlijke Achtertuin, hoe ze het daar kreeg of ontdekte, wat ze er voor lekkers mee maakt en hoe dat hele proces haar gezond houdt. Heerlijk om te lezen voor iedereen die ook groenere vingers wil krijgen.
Met een vrolijk kleirandje onder de nagels.

 


3- Ode aan onkruid

April 2022 Ik fiets langs het gat van Hagen, een prachtige recreatieplas. De bermen direct naast het fietspad staan vol met madeliefjes. Iets verder ziet het geel van de paardenbloemen. Ik stap af om een foto te maken en om te kijken of ik wilde bijen kan ontdekken. Als een van de eerste bloeiende bloemen zijn paardenbloemen belangrijk als voedsel voor de vroege vliegers. Op een bank, op hoor afstand met wind mee, zitten twee mensen. De vrouw is onder de indruk van de schoonheid om haar heen. ‘Kijk daar hoe mooi’, ze wijst naar de berm.
‘Allemaal onkruid’, is het antwoord van de man.
Ze doet nog een poging en wijst ergens in de verte.
‘Prachtig toch’ zegt ze.
‘Ook allemaal onkruid’ sombert de man.

Afstappen om bloemen te plukken

Al vroeg in het voorjaar geniet ik van de prachtig bloeiende bermen in wisselende kleuren combinaties. Het is een doorlopende of eigenlijk doorfietsende kleurige bloemenshow. En als je een tijdje later weer langs komt staan er andere bloemen in bloei. Het begint met aandacht trekkend fel geel, de paardenbloemen en het koolzaad. Ik wil voortdurend afstappen om koolzaad knoppen en bloemen te plukken en te proeven van de pittige mosterdachtige smaak. Na het geel komt het kantachtige wit van het fluitenkruid en ook de witte dovenetel bloemen steken helder af bij het donkergroene blad. De dovenetel brengt me terug naar mijn jeugd. We plukten de dovenetel en zogen de bloemetjes uit voor de zoete nectar. Het fluitenkruid dankt de muzikale naam aan de mogelijkheid om van de holle bloemstengels fluitjes te snijden. Soms ga ik vol in de remmen. Ik word heel blij van wilde peen en verbaas me telkens weer over het prachtige witte bloemscherm met het zwarte of donkerpaarse bloemetje in het midden, dat lijkt op een klein insect.  Als ik heel goed kijk zie ik af en toe het tere hemelsblauwe ereprijs schitteren in het gras.

Hoera! Ik heb zevenblad

Door de bermen te bestuderen ben ik niet meer ongerust over het zogenaamde onkruid in mijn tuin. In de bermen zie je hoe onkruiden elkaar afwisselen en samen groeien. Behalve Japans knoopkruid zie je zelden een onkruid woekeren. Zelfs zevenblad voegt zich en vleit zich tegen de buurplanten aan zonder teveel ruimte in te nemen. Hoera! Ik heb zevenblad, dovenetel, smalle weegbree, teunisbloem, melde, brandnetel en toortsen in mijn tuin. De graspaden worden ingekleurd met rode klaver, madeliefjes en paardenbloemen. Inmiddels ben ik blij met deze eetbare planten in mijn tuin. Planten die zich grillig gedragen en zich niet altijd houden aan mijn plan met de tuin. Planten die vaak onkruid genoemd worden.

Elke plant heeft een functie

Ik wist niet of onkruid ooit de plaats zou krijgen in mijn tuin die ik voor ogen had. Het zogenoemde onkruid groeide meestal harder dan ik werken kon. Ik wil onkruid als een onderdeel van de tuin, toegevoegd tussen de andere planten. Zo heb ik een polletje dovenetel opgegraven in de berm en een plek gegeven in de tuin.  Maar onkruid laat zich slecht sturen. Onkruid bepaald zelf wel waar het wil groeien. Meestal niet waar ik het bedacht had. Het gedrag van de planten in de bermen leerde mij het plan in mijn hoofd los te laten. Ik kijk naar hoe het wordt en grijp soms voorzichtig in. Elke plant heeft een functie in het ecosysteem en is belangrijk voor de bodem en/of een beestje. De natuur is een grote (on)kruidentuin.

 


2- De natuur als tuinman

Het eerste voorjaar in Randwijk in 2016 herinner ik mij als een seizoen met veel regen. Ik ploeterde in de modder in wat ooit een tuin moest worden.

Hoe? Dat wist ik nog niet. De zoon van mijn overbuurman kwam regelmatig kijken wat ik aan het doen was en sprak me bemoedigend toe. “Ge zult echt wel moeten spuiten buurvrouw, dat ga je nooit winnen van dat bocht.” Ik antwoordde dapper dat ik zeker nooit gif ging gebruiken en dat het echt wel een keer ging lukken met de tuin. Ondertussen was ik tamelijk wanhopig over mijn plannen om een eetbare tuin aan te leggen met diverse vijvers, hoogstamfruit, een groentetuin, een voedselbosje, veel theekruiden en bloemen. Was het wel een haalbaar plan? Ging ik het wel winnen van het onkruid dat zeker in het voorjaar harder groeit dan andere planten? Wat het nog ingewikkelder maakte is dat ik veel soorten onkruid juist graag wil hebben om te gebruiken in de keuken. Maar ik wil liever niet dat een plant gaat overheersen.

De kunst afkijken in bermen

De opmerking van de buurman zette me aan het denken. Wil ik wel winnen van het bocht? Kan ik niet beter gaan samenwerken en me niet zo druk maken om het zogenaamde onkruid?
Diezelfde zomer nam ik mijn besluit.
Ik stop met deze strijd tegen de natuur. Ik ga de kunst afkijken hoe ik kan samenwerken met de natuur. Tijdens mijn fietstochten bestudeer ik de bermen. Ik zie veel soorten onkruid door elkaar groeien. De planten lijken in harmonie samen te leven en elkaar niet te overheersen. De ene keer zijn de bermen geel van de paardenbloem, daarna wit van het fluitenkruid. Ik zet mijn gewenste tuinplanten tussen wat we onkruid noemen en laat de planten het uitzoeken. Alleen in het vroege voorjaar loop ik alle borders na om de grootste graspollen weg te halen.

Heermoes laten liggen

Dit werkt heel goed, de meeste tuinplanten doen het prima. Veel onkruiden zijn niet alleen eetbaar, ze leveren ook een bijdrage aan het gezond maken en houden van de bodem en van de andere planten. Onkruiden groeien op een bepaalde plaats om de ontbrekende stoffen in de bodem aan te vullen zodat bomen, struiken en tuinplanten hiervan kunnen profiteren. Ze kunnen ook weer verdwijnen als hun taak erop zit. Toen we een groot gedeelte van de tuin hadden ingezaaid met bermmengsel hadden we drie weken later een heel veld met heermoes. Prachtig vond ik het! Maar ik wilde uiteindelijk toch wel graag gras. Maar ons gras deed het niet. En dat werd door de uitbundige gast ook duidelijk verklaard: heermoes komt alleen op zeer arme grond met een groot gebrek aan silicium. Na een half jaar intensief heermoes maaien en het maaisel laten liggen was de heermoes verdwenen en is nooit meer teruggekomen. Zo ben ik steeds aan het leren hoe ik in mijn tuin samen kan werken met de natuur. En dat gaat steeds leuker.


1- Zorgen om wormen

Als klein meisje zat ik al graag op mijn knietjes in de modder te wroeten. Ik vermoed dat er nog genoeg wormen in de bodem krioelden, want regelmatig kwam mijn moeder aanrennen om nog net te zien dat ik een worm naar binnen slobberde als een spaghettisliertje. Ook herinner ik me dat de wormenkoning op bezoek kwam bij mijn oma en opa. Dat was in mijn ogen een magisch figuur. Later heb ik begrepen dat hij wormen ving in de uiterwaarden voor het huis van oma en opa. Hij ving wormen om te verkopen aan de vissers. Er moet een overvloed zijn geweest aan wormen want de koning had er een goede boterham aan. In de jaren daarna heb ik me niet meer beziggehouden met de worm. Ik heb me sowieso weinig beziggehouden met de diertjes in de bodem. Ik verdiepte me in de plantenwereld. Ik wist wel dat wormen goed zijn voor de grond, maar dat wormen een van de belangrijkste levensvormen op aarde zijn heb ik me nooit gerealiseerd. Tot vijf jaar geleden.

Vijf jaar geleden kocht ik een tuin in Randwijk met een huisje erbij. Ik had grootste plannen met de tuin. Niet geremd door enige kennis van de bodem ging ik zo snel mogelijk aan de slag met planten. Er moesten bomen komen, liefst een hele hoogstamboomgaard, vogelhagen, geneeskrachtige kruiden, wilde planten en een groentetuin. En natuurlijk moest deze achtertuin een hele mooie tuin worden, aangenaam om te verblijven voor mens en dier.

Klei

Na 22 jaar geworstel op klapzand, was ik zo blij weer te tuinieren op klei. Voor de hoogstamfruit bomen moesten grote gaten gegraven worden. Achteraf realiseer ik mij dat er toen totaal geen bodemleven te zien was. Pas toen de bomen niet groeiden begon ik me af te vragen wat er mis was en besloot me te gaan verdiepen in de bodem. Na een aantal rondleidingen, permacultuur weekenden en boeken lezen kwam ik tot de conclusie dat ik mijn bomen in de woestijn had geplant. Ook kleigrond kun je blijkbaar zo mishandelen en uitputten dat er geen organische stoffen meer in de bodem zitten en dus ook geen bodemleven. Mijn tuin was een maisveld geweest, de meest mishandelde en uitgeputte, dode grond die er is.

Wat doen wormen?

Waarom zijn wormen zo belangrijk? De belangrijkste rol van de worm is de grond vruchtbaar maken en van zuurstof voorzien. Ze eten compost, afgevallen blad, kleine dode dieren en schimmels. Ze vermalen het voedsel tot een soort fijne pasta, die ze uiteindelijk uitscheiden. Bij sommige wormen vormt die pasta een hoopje op de grond. Verse wormenuitwerpselen zijn zeer rijk aan stikstof, fosfaat en kalium. Elke worm kan per jaar 4,5 kg van die rijke uitwerpselen produceren. Ze doen uitstekend werk door de bodem te voorzien van zuurstof, waardoor er zuurstof bij de plantenwortels kan komen. Daarmee voorkomen ze dat de bodem verdicht en kan bij zware regenval het water beter in de bodem doordringen. Verder zijn wormen een belangrijke voedselbron voor onder andere vogels en egels.

Meer wormen

Om mijn fruitbomen te kunnen laten groeien had ik dus dringend behoefte aan regenwormenpoep. Maar hoe kon ik die ijverige wriemelaars lokken? De situatie in de verschraalde Randwijkse bodem van mijn tuin was ernstig. Ze vonden er niks aan daar. Ik moest ze wat te knabbelen geven, dat was duidelijk.  Anders naar onkruid kijken was voor mij de volgende stap.

De meeste onkruiden groeien op plaatsen waar ze een taak hebben. Ze zorgen voor de ontbrekende stoffen in de bodem en onkruid met lange wortels maakt de bodem los. En daar houden wormen van.  Ik moest dus zo snel mogelijk leren om onkruid een aanvaardbare plaats in te laten nemen in de tuin. Ik moest af en toe op mijn handen zitten. Wachten. En kijken. Dat hielp.
Inmiddels gooi ik alles wat ik afknip direct weer op de grond.  De afgeknipte stengels in het voorjaar knip ik fijn en verspreid ze op de bodem. Ik hark het blad van de graspaadjes en gooi het in de borders. De boomspiegels krijgen een kraag van gesnipperd hout. In de groentetuin gebruik ik bemeste compost om de bodem te voeden. En verder heb ik voor mijn tuin iets nodig wat ik nergens kan kopen: geduld.

De bodem nu

In januari, net voor de sneeuw en vorst, heb ik een aantal struiken geplant. Leuk, maar het echte feest was toen ik bij het graven wormen ontdekte. Soms wel vijf per schep! Mijn wormenverleidingsplan zet eindelijk zoden aan de dijk. Ook de rest van de tuin begint te profiteren van de verbeterde bodem. De fruitbomen groeien, de groentetuin geeft elk jaar meer opbrengst en minder ziektes.
De vergevingsgezindheid van de natuur ontroert me telkens weer. Het maakt echt verschil wat ik in mijn tuin doe. Als ik als kind had geweten dat de worm een bedreigde diersoort zou worden had ik vast geen wormen gegeten. Ik ben blij dat ik iets heb kunnen doen om het leven van wormen mooier en fijner te maken. Met als doel dat ze in mijn tuin poepen zodat de grond beter wordt en de bomen en planten beter groeien.

We zijn benieuwd bij de Randwijker: hoeveel wormen tel jij in je eigen tuin op een schep aarde? Tel en laat het ons even weten.