‘Nostalgische blik op de Randwijksche Waarden’
De Randwijker heeft een heuse abonnee buiten het dorp. Bert Nijenhuis ontvangt sinds kort op zijn verzoek de digitale versie van elke nieuwe ‘papieren’ Randwijker. Hij is al lang weg uit Randwijk, maar hij wil graag op de hoogte blijven van wat er allemaal gebeurt in ‘zijn’ oude dorp.
En hij weet zelf ook nog heel wat kennis op te diepen over Randwijk.
Het moet er in hebben gezeten
Ik ben Bertus Nijenhuis, geboren in 1943, in de Nijburgsestraat, oftewel, in de ’woningbouw’ zoals dat deel van de straat bekend staat. Daar heb ik een bijzonder fijne jeugd gehad. De lagere school heb ik te Indoornik doorlopen waarna ik de LTS in Herveld / Andelst volgde.
Toen ik zestien was, in 1959, ging ik naar de Koninklijke Marine. Waarom? Tot op heden valt ook dat voor mij nog steeds moeilijk te verklaren. Iets moet er in mij, als boerenjongen uit de Betuwe, van binnen in hebben gezeten. Misschien wel reïncarnatie heb ik later wel eens gedacht. Dit in verband met bepaalde latere ervaringen. Nee, ik had voordien nog nooit de zee gezien maar ik hield altijd al wel veel van water.
Eigenlijk was ik voorbestemd om in het dorp bij de LeBo te gaan werken. Daar bracht ik in mijn vrije tijd, tijdens de LTS jaren, al veel tijd door. Veel geleerd ook daar. Maar het werd de Koninklijke Marine. Daar heb ik tot 1 januari 1999 het uniform mogen dragen en al zeg ik het zelf, ook een mooie carrière mogen beleven.
Naar Den Helder
Zoals gezegd, in 1959 ging ik dus min of meer het huis uit. Er volgden direct al zeer vele reizen die eerste paar jaren. De eerste de beste reis in 1960 duurde 7 maanden. Direct al via de beide kapen de wereld rond. In 1965 trouwde ik met Anneke en gingen we in Den Helder wonen waar we nog steeds wonen. We kregen twee zoons die beiden inmiddels 50+ zijn.
Maar voor het Randwijkse ben ik me, tot op de dag van vandaag, blijven interesseren. Menig keertje zit ik via Google Earth, als ik wat op te zoeken heb naar mijn geboorte streek te kijken. Met het nodige enthousiasme antwoord ik ook volmondig – als men vraagt waar kom je vandaan – volmondig: uit Randwijk. En als men niet weet waar dat ligt (en dat is bijna altijd het geval) dan vertel ik: in Wageningen met de pont de Rijn over.
Eenzame Peppel
Mij zal je niet zo maar in het dorp lopend tegen komen. Maar de vraag ‘wat is je lievelingsplek in het dorp’, daar kan ik wel wat over kwijt. Hoewel, deze vraag is in de tegenwoordige tijd gesteld. En dat gaat voor mij bijna niet meer op. Ik denk dan aan hoe het dorp vroeger voor mij was, toen ik er nog woonde.
Daar waar ik van hield, dat waren de uiterwaarden en de ruimte achter ons huis. Het Veld zoals we dat noemden. De uitgestrektheid van het veld, opgesloten tussen de Nijburgstraat, en de Linge enerzijds en tussen Heteren en de Burgmeester Knoppersweg anderzijds. Laatst nog kon ik zomaar de (nieuwe) weg inslaan na de woningbouw en door rijden tot aan de Leigraaf. Vandaar wandelde ik naar de ‘eenzame peppel’ zoals we die boom altijd noemden. Volop jeugd kwam er in me naar boven.
Randwijcksche en Hetersche Waarden
Bij het doorbladeren van het boek ‘Naor d’n Oove’ (*) om iets op te zoeken, kwam ik een grafische voorstelling van de Randwyksche en Hetersche waarden tegen.
Al eens eerder had ik deze tekening uit 1793 ergens gezien, maar er toen vluchtig over heen gekeken. Nu echter bleef ik er wat langer naar zitten staren. Staren, waarbij mijn gedachten terug gingen naar mijn jeugd. Ik zag dingen terug op deze tekeningen van ruim 200 jaren oud, die ik toch ook nog in levende lijve, toen ik nog jong was, meen te hebben gezien. Althans zo staan ze me bij.
Het waren de zomerdijkjes in deze twee waarden. Als je die in gedachten volgt komt er van alles bij je naar boven. Laat ik beginnen bij het hervormde kerkje in Heteren. Rechts daar naast, onder het woord Heteren, tegen de dijk aan zie je een klein cirkeltje. Dat was een poel, gevuld met water. Ooit misschien een klein kolkje geweest door een dijk doorbraak. Het staat me bij dat ik dat nog gezien moet hebben in de tijd dat we bij Frits Hendriks, daar recht tegenover, naar de kapper gingen.
Als kind werden we gewaarschuwd
Volgen we die zomerdijk en steken we de Zwarteweg over die naar de Steenfabriek van Wijck leidde, dan zie je tussen de Zwarteweg en de Veerweg naar de pont van Renkum weer zo’n cirkeltje. Dat gat of die poel, gevuld met water, staat me ook voor de geest. Gaan we nog verder en staan we stil daar waar de zomerdijk de Renkumseveerweg raakt en kijken we dan naar rechts richting de steenfabriek van de Ridder dan zie ik, – in gedachten – daar aan de Randwijkse kant van de veerweg twee of drie vervallen huizen staan (staan niet op de tekening).
Waarschijnlijk zijn deze in de oorlog gesneuveld. In een diep gat keek je met stenen muurtjes. Dat herinner ik me als ik daar aan de hand van pa voor die ruïne stond op weg naar de pont. Het water iets verder op richting de Ridder, komende van de Hetersche waarden, liep onder de weg door. Voor de doorgang was deze voorzien van grote stalen schuiven. Het water vervolgde zijn weg, af en toe smal, of en toe behoorlijk breed, als een strang. Als kind werden we gewaarschuwd daar niet in de buurt te komen. Via De Ridder steenfabriek ging het richting Wageningse veer.
We vonden munitie
Volgen we diezelfde zomerdijk vanaf de Ridder, dan komen we bij een splitsing uit. Het gedeelte dat richting de dijk loopt, daar waar de boerderij van Lonkhuizen aan de andere kant van de dijk staat, dat herken ik ook. Sterker nog, op dit dijkje waarop meidoornstruiken stonden heb ik meerdere keren munitie gevonden. Scherpe geweer patronen van 7 mm waren dat. Verpakt in zo`n groen rechthoekig kistje met een beugel sluiting. Ook een enkele gordelriem waarin je patronen kon steken kwam ik tegen. Trots namen we dat mee naar huis. Uit het zicht van moeders natuurlijk. We gebruikten het kruit, nadat de kogelpunt verwijderd was, voor allerlei doeleinden. Daar waar dit dijkje de Rijndijk raakt, loopt / begint ook weer een ondiep slootje.
Dit begin punt moet een laag punt geweest zijn want daar vormde zich het eerste water op het weiland waar we in de winter konden schaatsen. Ook deze sloot loopt door naar de veerweg van Wageningen.
Waarschijnlijk liggen ze er nog
Toen Van Wijck voor het eerst in Randwijk grond begon op te baggeren achter de dijk werd er met een scherpe draai komende van de dijk over die sloot heen gereden. Zo ongeveer recht tegenover de afslag het dorp in gebeurde dat. Deze sloot, die de dijk volgde, werd op het laatste gedeelte breder en was ruim voorzien van knotwilgen.
Terug naar de splitsing van de zomerdijk vlakbij de fabriek van De Ridder. Het gedeelte dat min of meer rechtdoor loopt langs de Rijn ging over in een hoger gelegen gedeelte waar in onze jeugd een boerderij op stond. De familie Deelen (?) woonde daar toen. Ooit heeft daar ook een veld steenoven gestaan.
Deze oven was geen lang leven beschoren. De bereikbaarheid was te gecompliceerd. Hij werd gesloopt. De sloopstenen werden gebruik om de wallenkant in de bocht van de rivier daar te verstevigen. Die gedumpte stenen herinner ik me bij twee kribben wel weer en waarschijnlijk liggen ze er nog.
De zomerdijkjes en de water afvoeren, de sloten, kwamen dus uit bij de veerweg naar Wageningen. Het daar aanwezige woonhuis stond min of meer op een schiereiland, te bereiken via een bruggetje. Aan de veerweg zelf kwam een patatzaakje te staan. Hier dus kwam al het water uit de Hetersche en Randwykse waarden bij elkaar om de Rijn in te stromen. Het gedeelte na de Veerweg is voor mij onbekend terrein, afgezien als er strenge vorst was geweest. Dan werd er volop geschaatst op de verlichte strang die daar lag.
Nostalgische blik
En ja, en als je nu via de Google satelliet naar deze Randwyksche en Hetersche waarden kijkt dan lijkt er niets meer op. Natuurlijk is er in het verleden, in ons verleden, ook al het nodige gebeurd. De weg naar het Renkumse veer is in de jaren ‘60 vernieuwd. Van Wijck is driftig aan het afgraven gegaan waardoor de uiterwaarden er vlak bij liggen. Links en rechts van de Zwarteweg, (die dood loopt) zijn enorme water partijen ontstaan. De veerweg naar Wageningen is verhoogd om al het water bij hoogwater een vrije afvoer te geven. Met een meewarig en nostalgisch blik kijk ik naar deze oude grafische tekeningen.”
Bertus Nijenhuis
is via de redactie van de Randwijker bereikbaar voor vragen en aanvullingen.
* Grafische voorstellingen overgenomen uit het boek ‘Noar d’n Oove’
**Belanghebbenden worden door de redactie vriendelijk verzocht contact op te nemen: we konden helaas geen contact vinden om toestemming voor plaatsing te vragen.